coont aanftonds Zijnen art, hij zwelt zeer
veel op. Verder op trof ik, in eéne groote
holte, eene rots ‘aan, zoo-zeldzaam als ik tot
hiertoe gezien had " Het was eene breccia;
beftaande uit brokken ván eene onvolmaakté
foort van pumex, in welke het zijdeachtig
voorkomen dezer delfitof zeer duidelijk te
zien Was , fchoon zij maar weinig: van haar
vezelachtig famenftel had ; dit maakt. het
grootfte gedeelte uit ; en deze is doormengd met
eene veel: kleiner hoeveelheid van den grijzen
glasachtigen pikfteen; deze twee gaan traps¬
wijze in elkanderen over. Deze brokken,
welke van de grootte van een vierde deel duim
tot die van eene fpeldeknop zijn, fchijnen aan
elkanderen gevoegd te zijn. door een zeer dun
glasachtig omkleedfel, dat evenwel nog van
denzelfden aart is, In eenige van de laagen,
waar alle de deelen kleiner zijn, "ziet deze
ftof even als een zandfteen uit, ven ik vond
eene dunne bedding van omtrend een: ‘halve
duim dik, welke men zeer ligt vocr gekora
relde guartz zou houden; deze geeft zeer ligt
vuur op een ftaal. Wederom zijn hier, hoe
zeer de famenftellende deelen dezer delfftof
ook anderfoortig aan het oog mogen voorko¬
. men, deze zulks echter niet in derzelver aart;