OCR
AANMERKINGEN. 35 op: glas, en, als men die met een ftaal flaat, geeven zij bezwaarlijk vuur. De eïgenlijke zwaarte . van: de. doorfchijnende foort. is in het water als 2,651 tegen 10000; die van de ondoorfchijnende foort als 2, 35925 en die van de bergrots als 2,3333. Een van deze heldere keifteenen, welke vijfenzeventig greinen woog, werd tot verfcheide maalen toe, in eenen bedekten fmeltkroes, gloeiendheet gemaakt, en telkens in koud water uitgebluscht; door deze bewerkirig werd de fteen wit, en eenigzins fponsachtig op zijne oppervlakte, in het midden was noch zijne helderheid noch doorfchijnendheid in het minst veranderd. Toen brak ik dien in kleine ftukken, en zette die nog eens, twee vuren lang, in eenen fterken gloed, door welken nu geene de minfte verandering aan derzelver nieuwe oppervlakten gemaakt werd, maar zij bleeven beftendig helder , met fcherpe en : doorfchijnende kanten,’ Na alle deze langduurige bewerking in het vuur, bevond. ik flechts het verlies van €én. grein in het gewigt.? » De keifteen, welke dus behandeld. was, werd zeer fijn gewreeven, en viftig grei> nen 199