zelfde gedaante, als het heetgemaakt wordt.
Gemeenlijk beginnen de uitwendige deelen
te barsten en wegtefpringen, eer zij door
en door gloeiend zijn.”
», De andere foort, welke naar de volgende
waarneeming van den heelmeester /egrete
##, in een ander gedeelte des bergs gevon¬
den wordt, heeft dezelfde gedaante als de
voorgaande ; gemeenlijk zijn zij een weinig
grooter én harder, geheel ondoorfchijnend,
van eene meer of min bleeke of donkere
tigchelkleur , meer. of min geteekend met
zwartachtige vlekken en ftreepen, en gea¬
derd of met holligheden voorzien, als eene
klier. Zij gelijken volkomen naar een ge¬
marmerd emaz/eer[e/, zijn gemeenlijk aan de
ééne zijde meer gerond en aan de andere
meer ingedrukt (hol en bol), en rondom
met kanten, even als eene gefimolten ftof,
die in kleine holligheden gegooten is. Als
men deze met een ftaal flaat, geeven zij
meer vuur van zich dan de voorgaande, en
wederftaan den zwaarlten flag van eenen
hamer;onder de blaaspijp'gaan zij nog eer,
dan de doorfchijnende foort, over tot eene
paerelverwige of witachtige kleur op de