OCR
‘oo .MINERAALKUNDIGE Atroomen fava , en ‘onderftelt, dat de opaa/, die‘ in dezelve -vervat is, naderhand door verkleinzing gevormd is. — De roode foort, welke de heer Born onder de pikfteenen rang» fehikt, wordt gevonden op: den heuvel Fe. ketehegy, tien of vijftien mijlen van Telkobae nya. Deze vervult hier de plaats van den groenen marmerfteen , daar zij geheele en groote aderen maakt, doch de heuvel zelf is porphyriteen. Hoewel ik dat gene niet vond, hetwelk ik voornaamlijk kwam zoeken, vond ik echter eenige delfftoffen van aanbelang , welke door den heer Hichze/ niet gemeld zijn. Vlak bij de ftad ziin rotfen van zeo/et, even als die bij Tokay. Op eene plaats, waar zij een meer aardachtig voorkomen heeft, is zij vol holligheden, en deze zijn ongemeen diep en digt bij elkanderen, volkomen gelijk aan. honigraat. De blaaspijp toonde, dat deze, hoe zeer verfchillend in den uiterlijken fchijn, van denzelfden aart was. Een weinig verder van de ftad, vond ik eene hoogte van zeer fijnen witten fteen, geljk die bij Liska, maar nog fijner. Als deze fteen wreed op het gevoel was, dan zou men dien voor krijt kunnen houden, zoo fijn is hij: de blaaspijp toone 224