OCR
TOK AT 39 TWAALFDE HOOFDDEEL. TOKAY — DESZELFS WIJNGAARDEN EN WIJN — GROND — STEENSOORTEN — EN ZOUTMAGAZIIN Cs de ligging dezer ftad, op eenen rijken grond , en in den famenloop van twee aan- . zienlijke ftroomen, zou men verwachten, dat men haar groot en welvaarend zoude vindenz om welke reden zij zulks niet is, weet ik niet. Het is flechts eene kleine armhartige ftad, offchoon zij zekerlijk eene fraaie ligging heeft De herberg was‘ zoo flecht, dat de bewindvoerder van het koninglijk zoutmagazijn, aan. wien ik eenen brief van aanbeveeling had, niet gedoogen wilde, dat ik daar blijven zou, maar mij in zijn eigen huis bragt, waar ik vertoefde, en geduurende mijn verblijf hier ter plaatze zeer gulhartig onthaald werd, 8 Tokay ontleent, niet ongelijk aan een groot gedeelte van het menschdom, zijnen roem C4 van 163